Projecten, werkstukjes en onderzoek

 
 

Ideeën

Iedere dag zijn kinderen met hun omgeving bezig. Ze spelen thuis en op straat, ze praten en fantaseren erover, knutselen met allerlei materialen en imiteren voortdurend hun steeds groter wordende omgeving.

De kinderen nemen dingen mee naar school en in de praatronde ontstaat er een gesprek. Uit die gesprekken ontstaan dan ideeën om verder aan het werk te gaan. Ze zijn een aanleiding tot verder onderzoek. 

Zelf zoeken naar het antwoord

Hoe je kind z’n leefwereld ziet, komt niet overeen met een handleiding in een methodeboek. De leerkrachten geven hier ook niet direct antwoord op, maar laten je kind zelf zoeken naar het antwoord.

Door een boek, het internet, een uitstap, een gesprek met een expert ... kan je kind de oplossing vinden. Zo blijft je kind intrinsiek gemotiveerd om de wereld te verkennen en te onderzoeken.

Door z’n zintuigen te gebruiken tijdens de zoektocht en zelf alles op te zoeken, onthoudt je kind de informatie veel beter. Dit is het proces:

  • vraagstelling,

  • zoeken van de informatie,

  • neerzetten van de informatie,

  • presenteren aan de groep.

Geen wandelende encyclopedie

Je kind ervaart de wereld buiten de school niet als opgesplitst in vakken (aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde, verkeer ...). De freinetleerkrachten doen dit dan ook niet.

Naast inhoudelijke vragen komen er regelmatig ook organisatorische vragen, zoals: “Waar zoeken we informatie op?'“ of “Gaan we ergens naartoe?”. Naarmate de kinderen ouder worden, regelen ze meer dingen zelf.

Belangrijk hierbij is dat de kinderen geen wandelende encyclopedieën hoeven te worden, maar vooral moeten leren hoe ze de wereld op hun manier het beste kunnen onderzoeken.

Proefondervindelijk verkennen is de natuurlijke en algemeen-gebruikte weg tot kennisverwerving.
— De invarianten van Freinet